BATSÜKH DORJ - ÕGBELERIM

Artiest info
Website
facebook
label: Buda Musique / Routes Nomades
distr.: Xango

In deze rare globaliserende tijden komt de muziek ons letterlijk van alle kanten aangewaaid en stel je, als geïnteresseerde schrijvelaar, keer op keer vast dat je, ondanks dat je muziek van uit de vier windstreken op de plank hebt staan, eigenlijk niks weet. Da’s een beetje frustrerend en tegelijk uitdagend. Want als je dan, door een gelukkig toeval en door de bemiddeling van de onovertroffen distributeur Xango Music, in het bezit komt van een CD als deze, dan loop je dagenlang met een gelukzalige glimlach op je gezicht rond.

Ik verklaar me nader: Batsükh Dorj is een kerel uit Tsengei, het uiterste westelijke puntje van het onmetelijke Mongolië en meer bepaald dat deel dat we gemakshalve Tuva noemen. Dat daar mensen rondlopen, die de keelzang beheersen, daar zijn we intussen wel achter gekomen, maar dat de regio niet één maar meerdere vormen van keelzang kent, dat was nieuw. En dat je dan een plaat binnen krijgt, waar al die vormen beoefend worden door één zanger, dat is al veeleer uniek te noemen. Dat is dus waar het hier om draait en we kunnen het beluisteren dankzij het onvermoeibare werk van de Franse musicoloog, onderzoeker en gitarist Johanni Curtet. Die mens specialiseert zich al jarenlang in de muziek van Mongolië en kwam op een dag in contact met één van de echte meesters van de lokale folk, Papizan Badar, die hem vertelde over een uitzonderlijk begaafde leerling van hem. Dat bleek dus deze Batsükh Dorj te zijn.

Een man van rond de dertig, die er door oneindig veel oefenen in geslaagd was meerdere van de keelzangtechnieken onder de knie te krijgen. U hoorde wellicht al het wat rasperige geluid van de keelzangers, en nheel misschien was u ooit getuige van de variant, waarbij de stembanden een soort fluitgeluid produceren. Op deze plaat demonstreert de man, met begeleiding van Curtet, die naast gitaar ook luit en mondharp bespeelt, hoe fraai zijn folkmelodieën kunnen samengaan met klanken waar wij hier wél mee vertrouwd zijn en deze plaat -de derde van Batsükh- is dan ook noch min, noch meer een pareltje van grensoverschrijdende zeggingskracht van muziek. Tuvanen zijn nomaden en de landschappen waar zij doorheen reizen, roepen blijkbaar allerhande emoties op, die op hun beurt bepaalde keelklankzangen vereisen.

Deze plaat van een goeie 50 minuten biedt een heerlijk overzicht van wat je met twee stembanden allemaal kunt bereiken: je kunt er bijvoorbeeld de galop van een paard mee imiteren, maar net zo goed het klaterende water nadoen. Erg boeiend klinkt dit en dit is dus een heuse parel, waarop je soms kunt dansen, soms op het rustige ritme van een ruiter in weidse vlakten kunt meedeinen, maar hoe dan ook word je een dozijn nummers lang letterlijk meegezogen in een wereld, die je zelfs niet “van horen zeggen” kende. Dit is een heuse ontdekkingsreis zonder ook maar één minder moment. Ik mocht het de voorbije weken ondervinden: deze plaat vliégt voorbij en je verveelt je geen seconde. Daarenboven is de keelzang, in combinatie met het aandeel van Curtet, ook voor onze Westerse oren bijzonder toegankelijk gemaakt. Gevonden vreten voor komend zomerfestivalseizoen, zeker weten !

(Dani Heyvaert)